Vossen op antieke tegels


Twee tegels met een vos, eind 16e/begin 17e eeuw


Op onze antieke tegels komen soms vossen voor, niet echt veel, maar af en toe duikt Reintje op en laat zich mooi zien als het hoofddecor in een gekleurde cirkel of kwadraattegel uit rond 1600. Hij is dan afgebeeld met het stelen van een kip in de bek, of het wegslepen van een klein lammetje. Of zelfs zeldzaam, is hij in een spreekwoordelijke of fabuleuze handeling te zien samen met een kraanvogel, of gewoon enkel de vos puur natuur. Ook op de blauwe tegels komt hij voor, zeg maar na 1620, maar al minder dan in de gekleurde periode. Nog minder komt hij voor in de latere periodes tot heden. Vaak dan zomaar in een serie Friese springertjes tussen de vele anderen dieren in op die soort tegels. Of zomaar in een wand met kleine diertjes, engeltjes en mannetjes.  Het blijft dus zoeken naar dit mooie dier. Daarom vragen wij u ook nu weer: heeft u een mooie of minder mooie vos op een tegel, stuur die afbeelding dan digitaal op naar: www.spijkertegels.nl  zodat ter aanvulling ook de andere lezers uw vos kunnen bespieden en bewonderen. Een enkele keer is ook de wolf afgebeeld, maar die is te herkennen aan dat zijn oren meer naar achteren staan en heeft wel een ruime staart, maar meer richting afbeeldingen van een hond. De vos op tegels heeft meestal zijn oortjes vrolijk rechtopstaand, een spitsere snuit en een royale pluimstaart. En zoals het op tegels vaak voorkomt, er zijn ook nogal wat twijfelgevallen tussen hond, wolf of vos. Maar de eerste twee sturen wij hier het bos in, oren plat en pleite, want nu staat de vos hier in het zonnetje, waar hij zeker niet afkerig van is.


Vossen op antieke tegels, eind 16e/17e eeuw, polychroom (1)


Kwadraat/cirkeltegels vervaardigd vanaf productie Antwerpen. (Opstelling: Peter Sprangers 5 aug 2023)


Vossen op antieke tegels, eind 16e/17e eeuw, polychroom (2)


Slim & Streken…

U kent de verhalen wel over de slimheid van de vos en zeker van zijn vermeende streken. In Nederland is het heden eigenlijk het grootste roofdier die u in het vrije veld kan tegenkomen. Door te kunnen overleven, moet hij wel over markante eigenschappen beschikken, zeker omdat hij ook nog eens dicht, tot zelfs soms in de buitenwijken van dorpen en steden zich laat zien. Slim schijnt hij wel degelijk te zijn wat ‘natuurlijk’ uit overlevingsdrang voortkomt. Zo heb ik mij laten vertellen dat als de vos last heeft van veel vlooien, hij daar een slim trucje voor heeft om die doeltreffend kwijt te raken. Hij kamt eerst met zijn tanden een plukje haar uit zijn vacht en laat dan het plukje vóór in zijn bek zitten tussen zijn tanden. Vervolgens loopt hij heel langzaam met dat plukje haar steeds dieper het water in. De vlooien komen dan omhoog richting zijn kop met plukje haar. U begrijpt het al, hij gaat steeds dieper het water in, tot zijn kop geheel onder is, de vlooien springen dan in het plukje haar, wat hij vervolgens loslaat en wegdrijft… (Met vastzittende teken zal dit niet geheel lukken). Persoonlijk heb ik dit bij de vos nooit zien gebeuren, maar het schijnt wel zo te zijn. Wèl heb ik veel mensen met ook plukjes haar boven en onder hun lip en op het hoofd, ook verdacht langzaam het water in zien gaan, maar dat terzijde…


Vossen op antieke tegels, 17e eeuw, blauw (1)


Vossen op antieke tegels, 17e eeuw, blauw (2)


Het Visitekaartje van Vulpes Vulpes…

Van de vos (Vulpes vulpes) zijn niet minder dan 45 ondersoorten bekend. In ons gebied onderscheidt men gewoonlijk 2 vormen: DE GEWONE VOS, over het hele lichaam roodbruin, behalve op de buik, de borst en de bek, een smal randje aan de binnenkent rond zijn oren en aan de binnenkant van de poten en de pluim van zijn staart, die wit zijn. Dan komt bij ons ook voor DE BRAND OF KRUISVOS die over het algemeen dieper roodbruin is. Zijn naam van ‘kruisvos’ heeft hij te danken aan een donkere band in de vorm van een kruis die hij op de rug en over de schouders heen draagt. De keel, borst en buik zijn grijszwart het uiteinde van de poten zijn zwart en het bovenste deel ervan is bruin. Op onze tegels komt waarschijnlijk ‘de gewone vos’ voor, voor zover dat te determineren is dan, want we rekenen ook hier op eventuele (penseel) streken van Rijntje…

 

Zijn totale lengte is 90 tot ca. 130 cm, waarvan 32 tot 52 cm voor de staart. De schouderhoogte bedraagt 35 tot 40 cm. Zijn gewicht is afhankelijk van zijn leefgebied en varieert sterk: van 3 kg in b.v. vlakke terreinen zoals bij ons en in Engeland, tot 10 kilo. In berggebieden zijn ze tussen de 6 en 14 kilo zwaar en zijn groter en zwaarder dan de vossen die in vlakke gebieden leven, dat zijn ze ook als ze in koude gebieden leven, zoals de mooie witte poolvos en de sneeuwhaas, Het activiteitsgebied van een paartje vossen varieert van 25 tot 50 hectare, al naar gelang de natuurlijke mogelijkheden als voedselrijkdom, jaarlijks afschot etc. De structuur van zijn territorium heeft een net van doorgangen en paadjes dat door het dier in een bepaalde richting belopen wordt en waarvan het hol het centrale punt is. Ook een serie van vaste punten; jacht, rust, speel en drinkplaatsen, zijn in die vaste paadjes verwerkt, gemarkeerd door urine en uitwerpselen die een eigen identiteit in geur hebben.


2 jonge vosjes met de oortjes gespitst...


Tegel met huisnaamplaat uit de stad Antwerpen met de tekst "Hier heeft de vos de craen genoot". Midden 16e eeuw

Sloddervossen…

De vos is niet veeleisend voor wat betreft zijn habitat. Er zijn holen gevonden op 1800 meter hoogte in gebergten. Maar ook aan de zeekusten, in de duinen en soms dicht in de buurt van menselijke bewoning wagen zij zich. Zijn enige eis schijnt te zijn dat hij een hol moet kunnen graven dat aan zijn eisen voldoet. In polders ligt vaak de grondwaterspiegel voor hem gevaarlijk dicht onder de oppervlakte, om die reden is hij dan ook daar bijna, of geheel afwezig, op voedsel zoeken na. De vos is heel goed in staat om op stevige grond zijn eigen hol te graven. Maar vaak geeft hij er de voorkeur aan om zich direct te vestigen in de burcht van een das en schroomt niet om deze dan te verjagen als de burcht bewoond is. Ook past hij konijnenholen aan zijn eigen afmetingen aan. Wanneer het hol moet dienen voor het opgroeien van de jongen, zal het zelden in een donker, vochtig stuk bos liggen, maar eerder op een zonrijke plaats. Zo zal hij zijn hol voorzien van een observatieplek vlak bij de hoofdingang en tevens van een kuil waar voedsel voor directe consumptie in ligt. De onderling verbonden meerdere kamers in een vossenhol, kunnen vaak door meerdere generaties gemaakt zijn en indrukwekkende afmetingen hebben. Sommigen gaan wel tot 6 meter diep en tellen 10, 15, of zelfs wel 30 uitgangen. Ze kunnen dan bewoond worden door meerdere dieren, zoals de das, bunzing, boommarter, wilde kat, zwerfkatten, konijnen, steenuilen en bergeenden. Tijdens het opgroeien van de jonge vosjes, ligt er vaak erg veel rommel van prooien rond het hol, dan zijn het echte sloddervossen, zoals uw jonge kinderen in hun kamertje ook kunnen zijn. Ik denk dat die uitdrukking wel degelijk door dit gedrag van de vossen ontstaan is.


Wan Li randtegel met vos die het voedsel bij een reigerachtige wegrooft. 17e eeuw. Naar een fabel van Aesopus: "De vos en de kraanvogel hebben elkaar te gast". Hetgeen zoveel wil zeggen als: ze zijn aan elkaar gewaagd wat wegpakken betreft. Coll. J. Holtkamp.


Reintje & Romantiek…

Het mannetje brengt een 3 tot 5 maal herhaald helder gekef voort. Bij de jongen laat het vrouwtje een kort en droog gekef horen. De alarmroep voor de jongen bestaat uit een continu geblaf. Bij het aanbrengen van het voedsel voor de jongen, of wanneer het vrouwtje de jongen koestert, kunnen beide seksen een soort ‘geklok’ geluidje voortbrengen. Men kan de vos in principe het hele jaar door horen, maar vooral in de paartijd in januari of februari, met soms ook nog allerlei merkwaardige geluiden om zijn doel te bereiken. Het dier blaft dan veel en markeert op veel plaatsen zijn territorium. Het vrouwtje dat maar zeer kort ontvankelijk is, 24-36 uur, besproeit veel plaatsen met urine waardoor er een soort ‘reukbaan’ ontstaat die de mannetjes gebruiken om haar te bereiken. Aan het sterkste en meest agressieve mannetje komt de ‘eer’ van de eerste paring toe. Hij accepteert vervolgens zonder jaloezie, dat de door hem overtroffen mannetjes op hun beurt dan het vrouwtje dekken. Zijn intolerantie komt pas weer terug in de tijd dat de jongen opgroeien. De vos heeft één worp per jaar, de draagtijd bedraagt 52 tot 55 dagen, het aantal jongen is afhankelijk van de voedselsituatie en bevolkingsdichtheid van andere vossen, 3 tot 8 en bij uitzondering tot zelfs 11 jongen. Een jong vrouwtje is al geslachtsrijp na 5 tot 10 maanden en krijgt dan normaal slechts 3 tot 5 jongen. Deze jongen zijn bij de geboorte voorzien van een wolachtige grijsbruine vacht en zijn zo groot als een mol, na 2 weken openen ze de oogjes. Jonge vosjes zijn in schoonheid ‘de wollige pareltjes van de natuur’ zoals ik ze wil benoemen. Na 8 a 9 maanden zijn ze al zelfstandig. Alle soorten ruien in maart-april, waarbij ze hun wintervacht verliezen, in november herkrijgt de vos deze vacht weer. Ze verliezen dan wel hun haren, maar niet hun…



De Vos in Geuren en Kleuren…

De vos bezit een aantal speciale geurklieren. De anaalklier, met een naar muskus ruikende afscheiding die de uitwerpselen een eigen identiteit meegeeft. Aan de bovenkant van de staartwortel zit een andere klier die vooral bij het mannetje sterk is ontwikkeld. In de paartijd speelt deze een bijzondere rol; de afscheiding ervan ruikt vaag naar viooltjes, wat het de naam ‘viooltjesklier ‘ heeft bezorgd. Ook tussen de tenen heeft de vos geurklieren, hiermee wordt zijn voorbijgaan gemarkeerd. Al deze klieren met hun verschillende geuren spelen een belangrijke rol bij de sociale communicatie van de soort. Ze geven een eigen identiteit aan de uitwerpselen, hun geslachtelijke status en laten zo ook onderling zien wie ze zijn. De geur van een bewoond vossenhol is zo sterk, dat deze ook voor mensen waarneembaar is.

Het tijdstip waarop het hol verlaten wordt varieert met het seizoen en waarschijnlijk ook al naar gelang het weer. In de winter gaat de vos pas bij het vallen van de nacht naar buiten om pas bij dageraad, of nog later, terug te keren. In de zomer zijn de vossen constant op zoek naar voedsel voor hun nakomelingen en is het mogelijk ze op ieder uur van de dag tegen te komen. Bij sneeuwval wordt de vos gedwongen om de hele dag buiten te zijn wanneer hij niet voldoende voedsel kan vinden. Zijn pootafdrukken zijn dan goed te zien en hebben een lengte van ca. 5,5 cm, de nagels meegerekend. Ze lijken op die van een hond maar hebben toch eigen kenmerken; een algemeen ovale en niet ronde vorm. De nagels van de achterpoten liggen op gelijke hoogte met de eeltkussentjes van de voorpoten. De nagels zijn op de afdrukken altijd goed zichtbaar. De pootafdrukken van het vrouwtje zijn iets kleiner en langer dan die van het mannetje.


Deze twee afgebeelde tegels hebben als bijzonderheid, dat ze in Gent in België gemaakt zijn.  De tegels zijn gemaakt in de aardewerkmanufactuur van Pieter Stockholm, die in Gent actief was van 1654 tot 1675. Op de tegels staan twee vossen afgebeeld, de linker tegel betreft een springende vos en de rechter tegel (heel bijzonder) laat een vos zien die in een boek dan wel krant zit te lezen.

                                                                                                      Om meer Gentse tegels (met zeewezens) te zien klik hier


Vossen op antieke tegels, 19e/20e eeuw


Gevelsteen Herengracht 365 Amsterdam

Gevelsteen Noordermarkt 39-40 Amsterdam


Goudse kleipijpen

Kleipijp (AK). Ovoidepijp. Hielmerk: Vos op zijn gat. Gouda. 1729 - 1755.
Goudse pijpenmaker:  Jacob de Vos. Vindplaats: onbekend


Bewerkte kleipijp van het parelnaadtype met aan weerszijden een springende vos. Met tekst VOS en het merk Het Fortuin.
1e helft 18e eeuw. Goudse productie. Bodemvondst Reeuwijk tuinderij.